Kune kune

eXTERIEUR

Het Kune Kune varken is robuust opgebouwd met een korte kop met een sterk ingedeukt neusbeen en puntige, gewoonlijk staande oren. Ze hebben korte poten en een kort rond lijf. Kune Kune betekent in het Maori ‘vet en rond’. Opvallend aan de Kune Kune is dat ze lelletjes aan de hals (piri piri) hebben. De kleur van de Kune Kune kan sterk uiteen lopen van zwart- of bruinbont, tot bijna geheel zwart of bruin. De beharing is sterk, maar is relatief zacht. Het zijn bijzonder rustige en zeer sobere dieren. Het Kune Kune varken is van nature vriendelijk en gezeglijk, ze willen dan ook graag contact met mensen en dat laten ze dan ook blijken. De Kune Kune zijn geboren verleiders en ze zijn ingesteld op het goede leven. Ze zijn sociaal, intelligent en hebben enorme behoefte aan gezelschap.

Het Kune Kune varken -ook wel bekend als Maori varkens- komen veel voor in Nieuw-Zeeland, echter is het niet bekend waar dit ras precies vandaan komt. Eind 18e eeuw bezochten Europese- en Amerikaanse walvisvaarders Nieuw-Zeeland. Op hun reis namen ze varkens mee, om als voedsel te dienen. De varkens werden aan land vaak vrijgelaten om zich te vermeerderen, zodat ze bij de volgende reis naar Nieuw-Zeeland geslacht konden worden. Later ruilden ze de varkens voor tabak of andere handelswaren met de Maori’s. Bij de Maori’s was het gebruikelijk om grote geschenken, het liefst dieren, aan familie of andere nabije stammen te geven. Op deze manier verspreidden de Kune Kune’s zich over Nieuw-Zeeland. Echter was het ras in de jaren ’70 bijna uitgestorven. Naarmate er meer Europese kolonisten zich in Nieuw-Zeeland gingen vestigen, begon de Kune Kune populatie te slinken. Veel van de Maori stammen die voorheen hadden vertrouwd op de Kune Kune varkens voor hun vlees en vet, begonnen ze nu meer de Europese voedingspatronen over te nemen en het aantal Kune Kune varkens nam hierdoor meer en meer af. In 1980 realiseerde twee wildpark eigenaren in Nieuw-Zeeland zich dat het Kune Kune ras op uitsterven stond. Hun vlees werd nauwelijks meer gebruikt door de Maori’s en de dieren waren vrijwel niet bekend bij de bevolking van Europese afkomst. Er zouden nog maar vijftig raszuivere varkens in Nieuw-Zeeland zijn. Deze wildpark eigenaren doorzochten het hele land af en kochten iedere raszuivere Kune Kune over, die ze konden vinden. In totaal vormen achttien Kune Kune varkens de basis van het huidige stamboek.

Toen in 1992 Britse fokkers besloten het Kune Kune ras te importeren, kwamen de varkens naar Europa. Vijf jaar later importeerde ‘t Swieneparredies de eerste Kune Kune’s naar Nederland. Ze worden nu vaak gehouden op kinderboerderijen of als huisdier.

De Maori gemeenschappen zagen de Kune Kune’s graag om hun gelijkmatige karaktereigenschappen, omdat ze niet de neiging hadden om rond te zwerven. Ze liepen op uitgestrekte grasvelden en werden gebruikt voor de begrazing. De Kune Kune varkens staan er dan ook om bekend, dat ze als enigste varkensras niet wroeten.

gESCHIEDENIS

Vlees

Bij de Maori gemeenschappen scharrelden de mensenvrienden Kune Kune’s vrij rond en genoten van het goede leven, totdat ze in de pan belandden en hun vet vermeng werd met goudgele rietsuikerstroop tot een zoetige margarine. Het Kune Kune varken is een traag groeiend ras, het duurt soms wel achttien maanden voordat ze het slachtgewicht bereikt hebben. Dit is dan wel een van de redenen dat hun vlees, heerlijk, rijk en rood gemarmerd is. Ze staan bekend om hun hoge kwaliteit vlees en vet.